Van het woord ‘delen’ krijg ik toenemend allergische huidreacties. Het begon toen ik het woord zelf per ongeluk gebruikte tijdens een inleiding. “Ik heb een aantal cases die ik graag met u wil delen.” Heel actueel taalgebruik voor mijn doen, maar ik bedoelde natuurlijk gewoon dat ik ze wilde vertellen. Hoezo delen?

Delen doe je met een chocoladereep; je eet hem niet helemaal op, maar geeft de helft weg. Dan heb je zelf dus minder. Vrijwillig. Dat is mooi van je. Het eigen belang maak je ondergeschikt aan de groep, en daarvoor neem je vrijwillig zelf genoegen met minder. “Delen” is mooi.

Via het Angelsaksische en al even nobel klinkende ‘sharing’ is ‘delen’ de Nederlandse taal binnengeslopen, door toedoen van de meest geraffineerde geldmachines die ons maatschappelijk systeem heeft voortgebracht. Als alibi voor hun hebzucht prediken zij de vrijheid op het internet als ultieme maatschappelijke geluksvervulling; de wereld wordt beter als iedereen alles van iedereen weet. Zelfs het begin van een bewijs heb ik nooit aangetroffen, maar wie deze geloofsovertuiging niet onderschrijft hoort er niet bij. Dat is een ketter. Ik dus. De oude volkswijsheid ‘wat niet weet dat niet deert’ staat trouwens haaks op dit dogma, maar dit terzijde.

Je weet al over wie ik het heb: de briljante bedrijven Facebook en Google, en Apple mag je er ook bij rekenen. Met de onversneden blijheid van een geloofsgemeenschap die weet dat alleen zij het bij het rechte eind hebben, verkondingen zij de blijde boodschap van onze nieuwe samenleving. Dat doen zij zo knap dat het leidt tot onafzienbare hordes fans, of zo je wilt, verslaafden. En die betalen zich met even onversneden blijdschap blauw; in geld of in het afgeven van hun intiemste informatie. Verder kun je het in marketing niet brengen. Toch? Hm.

Mocht je tot de blijde gelovigen behoren, weet dan dat de New York Times niet meer wordt uitgenodigd bij de geregisseerde applaussessies voor Apple’s nieuwste producten, omdat de krant het waagde kritiek uit te oefenen. Dat is verboden op straffe van uitsluiting. En weet dat de opperst verontwaardigde Google over het ‘doorspelen’ van informatie naar de Amerikaanse National Security Agency NSA nota bene is opgericht met subsidie van het Pentagon. Hoe nauw de banden zijn tussen Silicon Valley en het Pentagon annex de NSA, moge blijken uit de melding in de New York Times dat het hoofd beveiliging van Facebook intussen in dienst is getreden van de NSA. En wie nog steeds denkt dat het allemaal toeval is, moet weten dat Yahoo een boete kreeg van $ 250.000 per dag als zij niet alle data van de 275 miljoen gebruikers aan de NSA doorspeelde. Het Pentagon en de NSA gaat het om één ding: alle informatie van alle mensen verzamelen, en de Silicon Valley bedrijven zijn daarvan het verlengstuk. Gewoon onderdeel van het aloude militair-industriële complex waar Galbraith het al over had; niks nieuwe samenleving. Beetje lullig dat Edward Snowden dat heeft verklapt, maar wat mij betreft een Nobelprijs waard. En de genoemde – ontegenzeggelijk briljante – bedrijven gaat het ook om één ding: zelf zoveel mogelijk geld verdienen. Hoezo delen? Facebook c.s. wil wel alles van jou weten, maar omgekeerd is niet de bedoeling. Het moment suprême was overigens toen die leuke jongen Suikerberg bij president Obama kwam vragen of er niet wat minder gelekt kon worden van de Facebook info richting het Pentagon. Cynischer kan een PR stunt niet zijn. De ogenschijnlijk leuke jongen wist het al jaren. En als één man het gênant vond, was dat hooguit Obama zelf. Een poppenkastvertoning met persoonsverwisseling.

Van een van mijn eerste bazen leerde ik trouwens dat het niet erg is om met oplichters zaken te doen, als je maar weet dat het een oplichter is. Waarvan akte.